Onze energie – een pleidooi voor een commonsfonds
Vormgeven aan de financiering van de energie-commons
In mijn praktijk van Schatmakers ben ik geregeld op zoek naar een slimme manier om de commons, de gemeenschap, weer vitaal te maken. In de energiewereld waar ik veel activiteiten uitvoer, kwam ik een interessante mogelijkheid tegen waarmee burgers samen hun eigen duurzame energieprojecten zelf financieren. Ik vertel je er graag meer over.
Aanleiding
De noodzaak voor een energietransitie is eminent. Overheids- en (quasi-)marktpartijen zijn actief om de energietransitie in diverse maatschappelijke sectoren tot stand te brengen. In de bebouwde omgeving doen zij dat vanuit hun eigen systeem-realiteit. Dat wil zeggen: het top down uitrollen van de Regionale Energie Strategieën waaronder de warmtenetten een belangrijke rol spelen, maar ook de realisatie (van overheidswege) van zonneparken en windmolenparken.
Tegelijkertijd is er een transitie gaande die het vraagstuk van energie raakt, maar ook andere maatschappelijke sectoren (werk/ armoede/ gezondheid/ landbouw/ etc). Die transities worden gekenmerkt door gestolde institutionele kaders en organisaties die proberen te optimaliseren en efficiëntie en effectiviteit te bevorderen maar feitelijk nog steeds handelen vanuit het eigen (reeds lang bestaande) paradigma. Dat paradigma gaat uit van voorspelbaarheid, collectiviteit, rechtmatigheid, routine, planning, regelgeving, hiërarchie en institutionele samenwerking en partnering.
In diezelfde transitie komen van ‘onderop’ zonder dat er door de systeempartijen om wordt gevraagd, initiatieven op die ook gericht zijn op de energietransitie. Dat zijn initiatiefnemers, huiseigenaren, huurders, bedrijven, instellingen die hun vastgoed en omgeving willen verduurzamen. Zij nemen initiatief voor duurzame opwek, besparingen, verduurzaming van vastgoed en het realiseren van energie buffers, elektrisch vervoer etc. het paradigma waar deze partijen naar handelen is er een van de commons, oftewel de gemeenschap. Mensen gaan uit eigen beweging, zelfgestuurd aan de slag, zij doen het met elkaar, er is sprake van coöperatie, wederkerigheid. Direct gewin is slechts een element, er zijn ook idealen, en er is betrokkenheid.
Bottom up beweging krijgt geen support uit het systeem
Deze beweging van onderop krijgt weinig support vanuit het systeem. Het is niet ingericht op initiatieven die niet bijdragen aan het eigen paradigma. Zo is de subsidieregeling Duurzame Energie tot stand gekomen door iedere inwoner en instellingen en bedrijven een opslag op de energierekening te geven en daarmee mee te laten betalen aan de subsidieregeling. Deze opslag (Opslag Duurzame Energie) voedt het fonds van de subsidieregeling. Het ministerie EZK voert de regeling uit via het loket van Raad voor Ondernemend Nederland.
De mogelijkheden van inwoners om subsidie uit deze regeling te krijgen – ondanks dat ze deze zelf voeden -, is beperkt. Vaak zijn het grote projecten die subsidie krijgen, niet zelden getrokken door bedrijven, die grote duurzame energieprojecten realiseren, bijvoorbeeld een windpark. Het eigenaarschap en de opbrengsten van deze windparken gaat naar deze bedrijven of beleggers achter deze bedrijven. En het komt ook voor dat deze bedrijven in het buitenland gevestigd zijn en het komt ook voor dat deze bedrijven zo behendig zijn in het voorkomen van het betalen van belasting dat zij de facto niets bijdragen aan de Nederlandse economie of de Nederlandse Belastingdienst.
Dat is op zich al opmerkelijk. Maar als we er historisch naar kijken is het nog een graadje erger. Energie is van oorsprong een commons goed. Zo is hout al eeuwen energie. In Zuid-Limburg tref je nog een eeuwenoud gezamenlijk productie bos (het Holset) waar de bewoners in de omtrek zelf hun gemeenschappelijke haardhout oogstten.
De vervreemding van de energievoorziening
Langzamerhand rond de eeuwwisseling rond 1900 namen provincie en gemeenten de productie van energie over. Het duurde vervolgens bijna 100 honderd jaar voordat de lokale energiebedrijven – na vele fusies – werden geprivatiseerd. De productie van energie werd geprivatiseerd en de distributie ervan werd in grote publieke netwerkbedrijven op aanzienlijke afstand van de gemeenten en provincies geplaatst. Vanuit de inwoners gezien is wat ruim 100 jaar geleden nog onze energie was, anno nu helemaal geen sprake meer van onze energie. Energie als commons goed werd eerst gecollectiviseerd en vervolgens geprivatiseerd en verZBO-t op grote afstand van ons als inwoners.
De verelendung van de commons
De geschetste ontwikkeling van de energie is ook terug te vinden in andere velden die vroeger onderdeel waren van de commons: volkshuisvesting (woningcoöperaties), gezondheid (groene kruis/ caritas), verzekeringen (onderlinge verzekeringen), pensioenen (bedrijfsverenigingen) etc. Deze velden ondergingen een vergelijkbaar proces: ze kwamen eerst onder de invloed gebracht van de staat (verstatelijkt) en werden later veelal naar de markt gebracht (vermarkt).
Het resultaat is dat de gemeenschap een leeggezogen domein is, terwijl de overheid en de markt volgeladen zijn met taken die over ons leven gaan.
Omgaan met de tegenstellingen
Op welke wijze kan de gemeenschap weer kracht krijgen om de doelen en ambities en verlangens die daar omtrent duurzame energie leven te realiseren zonder zich direct uit te leveren aan de overheid of de markt? Die vraag is opportuun. Iedereen die als transitiemanager actief is, heeft wel eens ervaren dat de systeempartijen, de overheid en de markt, in wezen niet geïnteresseerd zijn in de ideeën die in de gemeenschap leven. De facilitering van die verlangens is vaak teleurstellend, als die al in voorkomende gevallen überhaupt aanwezig zou zijn. En dat hoeft niet als een verwijt jegens de overheid of markt te worden opgevat. Deze desinteresse en onvermogen is te verklaren door de grote verschillen in culturele waarden en paradigma’s. Dat maakt een succesvolle uitwisseling tussen deze werelden weinig kansrijk.
De overheid kent beperkende regelingen, de marktsector kan haar winsten en schaaleffecten niet realiseren in en met de commons. Banken kunnen gemeenschapsinitiatieven niet goed financieren omdat ze de maatschappelijke waarde ervan niet kunnen waarderen. Het volgende schema maakt wel duidelijk hoe fundamenteel de verschillen tussen overheid, markt en gemeenschap zijn.
Om in deze context de commons sterker te maken is het zaak de energietransitie voor een deel in het beheer te brengen van de burgers, zodat zij samen kunnen beslissen over welke projecten gestimuleerd worden, hoeveel geld beschikbaar wordt gesteld uit een zogenaamd commonsfonds.
Circulaire governance
Een methode om de gemeenschapskracht te versterken is de introductie van “circulaire governance”. Circulair in de zin van de circulaire economie: daarin worden de waardencirkels tussen economische actoren korter en lokaal gemaakt.
Ieder gemeenschapsinitiatief is zoveel mogelijk autonoom. De autonomie veronderstelt dat de uitvoering ervan plaatsvindt met zo min mogelijk interventies van andere partijen in de sfeer van de overheid of de markt. Het initiatief kan zich zelf financieren, kan zelf haar benodigde kennis verzamelen, etc. Waar het de overheid nog nodig heeft, wordt dat zo lokaal mogelijk – met korte waardencirkels – ingericht. De autonomie versterkt de circulaire eenheid: beslissen, betalen en genieten liggen in één hand. Deelnemers in het gemeenschapsinitiatief ervaren hun volledige onverstoorde autonomie die ook een verantwoordelijkheid doet voelen om het met elkaar eens te worden.
Op het gebied van duurzame energie zien we een mogelijkheid tot circulaire governance te komen; bij de al eerder aangehaalde Opslag Duurzame Energie. Laten we onze verbeelding spreken. Elke Nederlander betaalt deze opslag in de eigen energienota. Om een idee te geven van de omvang: In Amsterdam betalen alle inwoners samen € 50 mln per jaar. De bedrijven en instellingen betalen samen nog zo’n € 50 mln euro per jaar. Dat geld vliegt de stad uit. Via allerlei schijven komt het in het landelijke subsidieloket van Raad voor Ondernemend Nederland.
Ophalen objectief – uitdelen subjectief
De cirkel van de financiering van duurzame energieprojecten kan worden ingekort door de geldstroom lokaal te houden en niet meer af te dragen aan de rijksoverheid.
We beginnen bij de inning. Iedereen blijft via de eigen energierekening verplicht af te dragen. Deze inning is gebaseerd op een objectieve norm en de incasso ervan loopt mee in de standaard procedure via de netbeheerders die elke maand toch al een rekening sturen aan elke inwoner. Daarmee is de bijdrage gewaarborgd en generiek en objectief.
Overigens is voor iemand met een uitkering of minimumloon het aandeel relatief groter dan iemand die veel meer te besteden heeft. Bovendien zijn de mensen met een laag inkomen vaak niet in staat hun woning te verduurzamen omdat zij huren van een woningcorporatie, zij zullen dus geen beroep doen op de subsidiemiddelen die ze mede zelf opbrengen. En staffel is veel eerlijker. Maar in de kern gaar het er om dat de bijdrage op basis van een objectieve norm geïnd wordt.
De inning gaat niet naar de rijksoverheid maar wordt gestort in een commonsfonds bestuurd door de mensen die het fonds voeden; de inwoners van de gemeente.
De uitkering uit het lokale commonsfonds is, anders dan de inning, niet objectief maar subjectief. Per subsidieaanvraag moet bekeken worden of het initiatief wordt geapprecieerd. Thema’s die in de commons relevant zijn, worden dan gewogen: CO2 besparingsvolume, het aantal mensen dat geëngageerd is, de mate waarin de winst verdeeld wordt, het eigenaarschap van bewoners te geregeld, de wijze waarom met energiearmoede wordt omgegaan. Dit zijn criteria de inwoners als ‘eigenaren’ van het fonds zelf bepalen en wegen. Uiteraard is het zaak dat de gemeenschappen zich bekwamen hoe zij dit proces inrichten op basis van waarden als open, transparant, inclusief etc. Hier voor zijn inmiddels in Nederland geweldige voorbeelden hoe dergelijke waarden radicaal worden behartigd. Ik denk aan Veerhuis Varik en ook aan 02025 in de hoofdstad van ons land.
In dit blog concentreer ik me op het circulair maken van de energietransitie doormiddel van het decentraal houden van de ODE gelden. Daarnaast kunnen ook op andere wijze de cirkel worden verkort: door de energieproductie en consumptie te poolen. Daar door wordt onnodig transport voorkomen dat de netwerkkosten verlaagt en door uitmiddeling mitigeren de hoge en lage kosten van energie in piek en dal momenten (van gebruik en opwek). Ook dat heeft een kostenbeperkend effect dat de commons ten goede komt.
Besluitvorming
De vorming van een commonsfonds voor duurzame energie vergt ook aandacht op het terrein van besluitvorming: Wie nemen de besluiten over de toekenning? Welke plek nemen de experts is? Hoe nemen de inwoners besluiten en hoe gaan ze om met minderheidsbelangen? Hoe zien zij toe op de publieke belangen dat zij bij toekenning van gelden ook werkelijk worden behartigt door de aanvrager? Hoe kan de scope van hun taakopvatting zo worden ingericht dat zij die minderheidsbelangen ook kunnen en zullen behartigen.
In wezen gaan deze vragen over de kwestie hoe een regelkring kan worden ingericht waar probleem veroorzakers en probleem hebbers met elkaar ‘gedwongen’ zijn om hun belangen tot een (collectief) optimum te brengen. Een eenvoudig voorbeeld van een regelkring is een regelvrij verkeersplein.[1] Als de beslissers en de betalers en de genieters dicht bij elkaar zijn dan treedt dit heilzame effect op.
Als de inwoners deze besluiten samen nemen, welke overheadkosten nemen zij dan weg uit de overheidskolom die nu het geld bij hen ophaalt en herverdeelt en hoe besteden zij de middelen en kunnen zij de tarieven van marktpartijen matigen en overheidsbureaucratie vermijden. In die zin mogen we verwachten dat de outcome van het fonds hoger zal zijn dan als het met de benodigde bureaucratie verdeeld wordt over een paar extra overheidslagen.
De besluitvorming zal zich in de context van een gemeenschap anders gedragen. Er bestaat een risico dat bepaalde groepen worden uitgesloten. Hiervoor kunnen maatregelen genomen worden die de besluitvorming inclusief maakt, denk aan methoden als sociocratie.
Leren in de commons
Er zijn natuurlijk ook projecten die stranden. Zeker in de energietransitie waar nog veel moet worden uitgeprobeerd. Juist door de toekenning van de projecten lokaal te houden is het ook mogelijk om nabij van elkaar te leren. De initiatiefnemers in de commons zijn niet uit op concurrentie en willen niet de anderen te vlug af zijn. In plaats van aftroeven en winst maken staan de indieners open voor kennisdelen en elkaar helpen. Project kwesties, terugslagen, zijn waardevolle bronnen voor andere opvolgende initiatiefnemers.
Analogie
Toen het kabinet Biesheuvel een ‘extra heffing’ ging vragen voor de bouw van de snelle kweekreactor Kalkar heeft de milieubeweging besloten dit bedrag niet te betalen. [2] Dat was een succesvolle actie.
Het kabinet Lubbers faciliteerde het protest door een aparte rekening aan te bieden waarop de protestanten hun ‘Kalkar’-bijdrage konden storten. Op deze manier werd wel het milieudoel gesteund door de burger maar niet het middel, een oplossing die andere ernstige milieueffecten zou hebben.
Uitgaande van deze analogie roep ik iedereen kom die meer vaart wil maken van een vitale commons in de energie zijn eigen Opslag Duurzame Energie in te houden en deze in een op te richten commonsfonds te storten die lokale initiatiefnemers ondersteunt hun project te realiseren.
Dan wordt energie weer een onderdeel van de commons, Onze Energie.
Jeroen den Uyl
Eigenaar van Schatmakers en vuurgever van Oranje Energie, de spilorganisatie van de Amsterdamse burgerbeweging 02025
1) In ‘Powerswitch, naar een vitale samenleving’ wordt uitgebreid ingegaan op de werking van de regelkring als bruggenhoofd voor een collectieve zelfsturing die stabiel en duurzaam is.
2 ) Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kalkarheffing